"Er is vannacht iets heel ergs gebeurd", hoorde ik mezelf die bewuste morgen zeggen. "Niet bij ons, maar in Frankrijk." Nog voor ik er "in Parijs" aan kon toevoegen, klonken onhandige wanhoopskreten, want Frankrijk , dat zijn Sidonie, Isidore, Rosalie, Alban, Margaux en Anaël. De Franse familie, vriendjes van Het Nest. Ik maakte mijn zin af en het werd muisstil. Een extra ochtendjournaal vulde de kamer en we keken met verstomming naar de beelden. Alsof hij wist dat het niets voor hem was, ging Jackje in de speelhoek aan de slag, maar de oudere jeugd bleef zitten en keek me aan alsof ik hen een antwoord op een niet gestelde vraag schuldig was. De bij elkaar getobde woorden waar ik de voorbije nacht over gedacht had, hielden plots maar met haken en ogen aan elkaar. Dat dit verschrikkelijk was, veel verder ben ik die eerste morgen niet gekomen. En dat ze niet bang hoefden te zijn. Dat dit het werk was van op hol geslagen mensen. In de krant las ik dat h